Beschrijving
In dit boekje wordt door Eva Corenwijck naverteld hoe het onderwijs van ds. Richmond tijdens zijn catechisaties, gezegend mocht worden aan Jenny en hoe zij op 12 jarige leeftijd ging sterven.
‘Mag ik gaan, moeder! Ik heb mijn schoolwerk af’, vroeg Henk, terwijl hij zijn hoofd om het hoekje van de keukendeur stak. Moeder stond voor het aanrecht het vaatwerk af te wassen en keek op de keukenklok.
‘Nu al, Henk? ‘t Is nog geen half zeven en om half acht begint de dienst pas; ‘k zou nog even wachten!’
‘Maar moe, ik heb Piet beloofd hem voor kerktijd te helpen met een paar sommen’.
‘Nu, dan mag je wel gaan, maar denk eraan Henk: niet te laat in de kerk komen’.
‘Neen, moe.’ En weg was Henk, trok zijn jas van de kapstok, die hij, al weghollende, aantrok.
Erg makkelijk zat het hem niet, want hij had gelogen. Het was woensdag, dus was er vanmiddag geen school geweest; en terwijl hij in de vrije uren met Piet en Frans rondgelopen had, hadden ze achter het dorp, in de boomgaard van boer Peterse een hoop dorre takken ontdekt die op een open plek opgestapeld lagen. Er was gesnoeid en nu lag het dorre hout gereed om door de knechts weggehaald te worden.
‘Jongens, een prachtig stapeltje om vuurtje van te stoken’, had Frans gezegd; ‘doen jullie vanavond mee?’
Het plannetje leek de vriendjes wel wat. Piet stemde direct toe, maar Henk mocht ‘s avonds nooit op straat als het niet nodig was. Vader zei dat de jongens van het op straat slenteren nooit beter en ook niet wijzer werden. Moeder was van dezelfde gedachte: dus kwam Henk, als het eenmaal donker was, haast nooit meer bij de jongens. Nu was er ‘s woensdagsavonds in de wintermaanden om half acht kerk; zodoende kon Henk er vanavond even tussenuit, als hij vroeger weg zou mogen.
Door deze leugen was het hem gelukt…