Groe van de Theodorus

16 Biddagspredikaties Groe van der Th

Hardcover
Auteur

Groe van de Theodorus

Conditie

Gebruikt

Uitvoering

Hardcover

Uitgever

Wuestman

Aantal blz.

365

15,00

Op voorraad

Categorieën: , ,

Beschrijving

REGISTER DER LEERREDENEN
I
Jeremia 22:29
O, land, land, land! Hoort des Heeren Woord!
II
Hosea 5:12, 13, 14, 15
Vs.12 Daarom zal Ik Efraïm zijn als een mot en den huize Juda als een verrotting.
Vs.13 Als Efraïm zijn krankheid zag, en Juda zijn gezwel; zo toog Efraïm tot Assur, en hij zond tot den Koning Jareb; maar die zal ulieden niet kunnen genezen, noch en zal het gezwel van ulieden niet helen.
Vs.14 Want Ik zal Efraïm zijn als een felle leeuw, en den huize Juda, als een jonge leeuw. Ik, Ik zal verscheuren en henen gaan, Ik zal wegvoeren, en daar zal geen redder zijn.
Vs.15 Ik zal henen gaan [en] keren tot Mijn plaats, tot dat zij zichzelven schuldig kennen en mijn aangezicht zoeken; als haar bange zal zijn, zullen zij Mij vroeg zoeken.
III
Openb. 3:10, 11- het eerste deel.
Vs.10 Omdat gij het woord mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken die op de aarde wonen.
Vs.11 Ziet, Ik kom haastelijk.
IV
Jesaja 29:10
Want de HEERE heeft over ulieden uitgegoten een geest des diepen slaaps, en Hij heeft uw ogen toegesloten: de profeten, en uw hoofden, [en] de zieners heeft Hij verblindt.

V
Hooglied 4:16
Ontwaakt Noordenwind, en komt gij Zuidenwind; doorwaai mijn Hof, dat zijn specerijen uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn Hof kwame, en ate Zijn edele vruchten.
VI
Psalm 119:126
Het is tijd voor den Heere dat Hij werke; [want] zij hebben Uw wet verbroken.
VII
Jeremia 23:33
Wanneer dan dit volk, of een profeet, of priester, u vragen zal, zeggende: wat is des HEEREN last? Zo zult gij tot hen zeggen, wat last? Dat Ik ulieden verlaten zal, spreekt de HEERE.

VIII
Haggaï 1:9
Gij ziet om naar veel; naar ziet, gij bekomt weinig; en als gij het in huis gebracht hebt, zo blaas Ik daarin. Waarom dat? Spreekt de HEERE der Heirscharen, om Mijns huis wil, hetwelk woest is, en dat gij loopt elk voor zijn eigen huis.
IX
Lucas 22: 35, 36, 37
Vs.35 Laat uw lendenen omgordt zijn, en de kaarsen brandende.
Vs.36 En zijt gij den mensen gelijk, die op hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de Bruiloft, opdat als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen open doen.
Vs.37 Zalig zijn de dienstknechten, welken de Heere als Hij komt zal wakende vinden. Voorwaar Ik zeg u, dat Hij Zich zal omgorden, en zal ze doen aanzitten, en bijkomende zal Hij hen dienen.

X
AMOS 8: 1, 2.
Vs.1
Vs.2
Vs.2
Vs.3
De Heere HEERE deed mij aldus zien: en ziet, een korf met zomervruchten.
En Hij zeide, wat ziet gij, Amos? En ik zeide, een korf met zomervruchten.
Toen zeide de HEERE tot mij: Het einde is gekomen over mijn Volk Israël, Ik
zal het voortaan niet meer voorbijgaan.
XI
Jeremia 45: 2, 3, 4.
Alzo zegt de HEERE, de God Israëls, van u, o Baruch.
Gij zegt, wee nu mij; want de HEERE heeft droefenis tot mijne smart gedaan; Ik ben moede van mijn zuchten, en vind geen rust.
Vs.4
Zo zult gij tot hem zeggen: zo zegt de HEERE: ziet, dat Ik gebouwd heb, breek Ik af, en dat Ik geplant heb, ruk Ik uit; zelfs dit ganse land.
XII
Jeremia 45: 5
En zoudt gij u grote dingen zoeken? Zoekt ze niet; want ziet, Ik breng een kwaad over alle vlees, spreekt de HEERE. Maar Ik zal u uw ziel tot een buit geven, in alle plaatsen daar gij zult henen trekken.
XIII
Jesaja 24: 5, 6 ‘t eerste gedeelte.
Vs.5 Want het land is bevlekt vanwege zijn inwoners, want zij overtreden de wetten, zij veranderen de inzettingen, zij vernietigen het eeuwig Verbond.
Vs.6 Daarom verteert de vloek het Land, en die daarin wonen zullen verwoest worden.
XIV
2 Kon. 22:19, 20
Vs.19 Omdat uw hart week geworden is, en gij u voor het aangezicht des HEEREN vernederd hebt, als gij hoorde, wat Ik gesproken heb tegen deze plaatse, en derzelver inwoners, dat ze tot een verwoesting en vloek zullen worden; en dat gij uw klederen gescheurd en voor Mijn aangezicht geweend hebt, zo heb Ik u ook verhoord, spreekt de HEERE.
Vs.20 Daarom ziet, Ik zal u verzamelen tot uw vaderen, en gij zult met vrede in uw graf verzameld worden, en uw ogen zullen al het kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats brengen zal.
XV
Amos 8:9, 10, 11, 12
Vs.9 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE HEERE, dat Ik de zon op den middag zal doen ondergaan, en het land bij lichten dage verduisteren.
Vs.10 En Ik zal uw feesten in rouw, en al uw liederen in weeklage veranderen; en op alle lendenen een zak, en op aller hoofden kaalheid opbrengen; en Ik zal het land stellen in rouw, als er is over een enigen zoon, en deszelfs einde, als een bitteren dag.
Vs.11 Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere HEERE, dat Ik een Honger in het land zal zenden, niet een honger naar brood, noch dorst na water, maar om te horen de woorden des HEEREN.
Vs.12 en zij zullen zwerven van zee tot zee, en van het noorden tot het oosten; zij zullen omlopen, om het woord des HEEREN te zoeken, maar zullen het niet vinden.
XVI
Jesaja 8: 8,9, 10, 11
Vs.8. Daarna hoorde ik de stem des Heeren, dewelke zeide: wie zal Ik zenden? En wie zal Ons henen gaan? Toe zeide ik: ziet [hier] ben ik, zend mij henen.
Vs.9. Toen zeide Hij: gaat henen, en zeg tot dit volk: horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar en merkt niet.
Vs.10 Maakt het hart dezes volks vet, en maakt hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart en versta, noch zich bekere; en Hij het geneze.
Vs.11 Doe zeide ik: Hoe lang Heere? En Hij zeide: Totdat de steden verwoest worden, zo dat er geen inwoner zij, en de huizen, zodat er geen mensen zijn, en dat het Land met verwoesting verstoord worde.